Icoon van impact

Klimaatbewust gedrag realiseren is complex

Opleidingsmanager Esther Parigger in gesprek over de nieuwe HvA-master Klimaatpsychologie.
Of het nu de woonwijken zijn die van het gas af gaan, of organisaties die hun eigen bedrijfsvoering willen verduurzamen, overal klinkt de wens om ons gedrag te veranderen ten behoeve van het klimaat. Maar mensen die zo’n verandertraject goed kunnen begeleiden zijn er vaak niet. Daar moet de nieuwe master Klimaatpsychologie en -gedrag verandering in gaan brengen.
Esther Parigger is als opleidingsmanager een spin in het web van de nieuwe master. De zaadjes daarvoor werden jaren geleden al bij de Faculteit Maatschappij en Recht geplant. Pavel van Deutekom, duurzaamheidscoördinator bij de Hogeschool van Amsterdam, ging met Esther in gesprek over de impact van onderwijs op weg naar een duurzamere wereld.

Wie is Esther Parigger eigenlijk, behalve de opleidingsmanager van de nieuwe master Klimaatpsychologie en ‑gedrag?

“Dat vind ik altijd de moeilijkste vraag, want wat zou je over jezelf willen delen? Wat misschien wel leuk is om te vertellen is dat ik uit een gezin kom, waarin iets voor de wereld doen heel belangrijk is. Dat is me eigenlijk met de paplepel ingegoten. Mijn moeder werkte parttime, maar die was ondertussen altijd nog met allerlei vrijwilligersprojecten bezig, en mijn vader werkte heel erg fulltime, maar deed dat ook en die versiert ondertussen ook al meer dan vijftig jaar de kerk met kerst. Dus ja, maatschappelijke betrokkenheid heb ik wel echt van huis uit meegekregen.”

En wat me opvalt als ik om me heen kijk, is dat veel van de mensen die met het klimaat of met iets sociaals bezig zijn, dat vaak van huis uit hebben meegekregen. Dat het dus de norm is, dat je iets voor een ander doet, of voor de dieren of natuur. Dat vind ik mooi om te zien.”
Interessant, want daarmee lijk je te impliceren dat sociale betrokkenheid iets is wat je aan je kinderen kunt meegeven.
“Ja dat is iets wat je echt kunt leren ja, daar geloof ik zeker in. Mijn kinderen vragen nu steeds aan me: ‘mam, waarom doe je al dat vrijwilligerswerk er ook nog bij?’ Maar ik hoop dat ze op een gegeven moment denken: ja dat heeft een reden. Dat is echt iets dat mijn man en ik ze mee willen geven.”

Dat is een mooi bruggetje naar het werk dat je hier op de hogeschool doet lijkt me. Op welke manier speelt die maatschappelijke betrokkenheid daarin een rol?

“Ik moest het even terugzoeken, maar ik ben in 2012 begonnen bij de opleiding Toegepaste Psychologie en in 2014 teamleider geworden. Ik kreeg toen de opdracht om te kijken hoe we het onderzoek goed konden inbedden in het curriculum. Toegepaste Psychologie was toen een vrij nieuwe opleiding met alleen een bachelor dus de vraag lag echt open: wat voor soort onderzoek willen we dan gaan doen?
Toegepast psychologen zijn natuurlijk gedragsveranderaars, dus we hebben ons bij de opleiding echt de vraag gesteld: op welk onderwerp willen we nou dat gedrag gaan veranderen? We hebben toen in de opleiding een ideeën-box op tafel gezet waarin iedereen zijn thema’s kon aandragen en over die thema’s hebben toen alle docenten bij de opleiding gestemd – en daar kwam toen duurzaam gedrag uit als thema. Daar is toen eigenlijk de basis gelegd voor het lectoraat Psychologie voor een Duurzame Stad en daar ben ik toen nog wel een tijd mee bezig geweest. Daarna heeft Marije van Gent als kwartiermaker het benodigde geld binnengehaald en gelukkig vonden we toen ook Reint Jan Renes, die nu lector is.”
Was het toen al duidelijk wat jullie precies bedoelden met duurzaam gedrag?
“We wisten dat we het gedrag van groepen mensen wilden veranderen. Dat we dus klimaatbewust gedrag willen realiseren bij inwoners van een gemeente of bij werknemers van een bedrijf. Wat we duidelijk niet wilden is ons richten op klimaattherapie , waar je nu veel over hoort. We wilden ons nadrukkelijk niet richten op - wat ons betreft terechte -
klimaatangst of klimaatdepressie, wat voor veel mensen natuurlijk de eerste link is als het gaat om de psychologie en duurzaamheid. Maar ons ging het nu juist om het meenemen van groepen mensen in een duurzame beweging.”
Wisten jullie toen al dat het ook tot de master Klimaatpsychologie en ‑gedrag zou gaan leiden?
“Nou, ik ben een jaar na de start van het lectoraat al samen met docenten Daphne Wiersema en Willemijn Vermeer aan de slag gegaan met het opzetten van de masteropleiding. We waren echt
een drie-eenheid. We zijn gelijk aan de slag gegaan met het voorbereiden van de business case voor de master. Dat betekent heel veel interviews met bedrijven en maatschappelijke organisaties houden, zodat je een beeld krijgt van waar er behoefte aan is.”

“Eigenlijk stel je de vraag: denk je dat het werkveld behoefte heeft aan iemand die in staat is om duurzaam gedrag te realiseren? Tenminste zo noemden we dat destijds. Tegenwoordig noemen we het klimaatbewust gedrag.”

Ik kan me voorstellen dat dat best een spannende vraag is. Zeker om te stellen aan bedrijven voor wie klimaatbewust gedrag niet vanzelfsprekend is.
“Helemaal aan het begin waren het vooral overheden waar wij in gesprek mee gingen en ik kan je zeggen: die stonden er echt om te springen. Want ook vijf jaar geleden speelde dit onderwerp al. En het werd toen al langzaam duidelijk dat technologische of economische innovatie belangrijk is, maar dat je ook moet zorgen dat je mensen mee krijgt – en dat doe je met (sociale) psychologie. Een jaar later hebben we vervolgens gesproken met veertig brancheorganisaties, die ook nog enquêtes voor ons uitzette in hun achterban en toen werd duidelijk dat het ook voor die bedrijven echt heel belangrijk is.”
Met wat voor vraagstukken zitten bedrijven dan?
“Ook grote bedrijven moesten opeens KPI’s gaan halen op het gebied van duurzaamheid, terwijl ze eigenlijk geen idee hadden hoe dat te bereiken. Dus die gingen dan maar een duurzaamheidsmanager aanstellen die vervolgens niet wist wat ie moest gaan doen. Als wij dan langskwamen met ons verhaal dan was het echt van ‘oh ja, dat is precies wat we zoeken.’

Als je zoals wij al een paar jaar dit soort vragen stelt aan bedrijven en organisaties, dan zie je echt dat het collectieve besef en gevoel van urgentie rond het klimaatvraagstuk steeds breder gevoeld wordt. Je ziet het ook bij de eerste lichting studenten van de master Klimaatpsychologie. Het zijn allemaal mensen die zelf bij overheden of bedrijven werken en die ook concreet aan de slag gaan met een opdracht van hun organisatie. Bij hen zie ik echt de intrinsieke motivatie om iets te veranderen.”
Kun je iets meer vertellen over die studenten? Waar komen ze zoal vandaan?
“Dat is heel gevarieerd, zowel van overheden als uit het bedrijfsleven dus. We hebben bijvoorbeeld iemand die bij een keten van kringloopwinkels werkt en die ziet dat er nog steeds heel veel producten niet verkocht worden en dus bij het grofvuil belanden. Maar dat zijn dan producten als een fietszitje. Daar zit plastic op en textiel, dus dat wil je eigenlijk niet. Op zo’n vraagstuk gaan we nu dus samen iets verzinnen.

En dat is een heel concreet voorbeeld, maar we hebben ook iemand die bij een middelgrote gemeente de opdracht heeft om all electric te gaan, en iemand van een afvalverwerkingsbedrijf dat wil verduurzamen. De groep studenten waar we mee aan de slag gaan is heel divers, maar het zijn altijd mensen die zich met een groot vraagstuk gaan bezighouden. Het is een probleem zonder duidelijke oplossing waar heel veel partijen bij betrokken zijn en met een complexe doelgroep.

Een prettige bijkomstigheid voor de master Klimaatpsychologie is dat de animo groot is, en dus kunnen Esther en haar collega’s selectief zijn.
“We hebben een vrij strenge intake gehad. We willen dat onze studenten ook wel echt eigenaarschap hebben over de opdracht waar ze in de master mee aan de slag gaan. En daarnaast moet ook de werkgever z’n handtekening onder de opdracht zetten. We vragen echt goed uit of er niet sprake is van greenwashing. Je wilt er zeker van zijn dat een bedrijf of organisatie het echt meent. Ik realiseer me dat we in een luxepositie zitten. Er zijn heel veel aanmeldingen geweest. Als er maar tien studenten op af waren gekomen, hadden we ons natuurlijk niet zo konden opstellen.”

Vooralsnog klinkt het als een succesverhaal. Het kan toch niet allemaal vanzelf zijn gegaan?

“Nee, er zijn genoeg hobbels geweest. De grootste is misschien wel de macrodoelmatigheidstoets geweest. Dat is een toets waarmee je moet aantonen dat er ook daadwerkelijk vraag is naar de professionals die je gaat opleiden. Dat er genoeg banen voor ze zijn als ze straks klaar zijn met hun opleiding. Normaal gesproken is dat vrij eenvoudig te toetsen.

Alleen: als je opleidt voor een beroep dat nog niet bestaat, dan is dat veel moeilijker. We hebben daarom heel veel interviews gedaan met organisaties om duidelijk te maken dat er wel degelijk vraag was naar onze mensen. Maar toch haalden we de toets in eerste instantie niet. En dat was wel belangrijk voor ons, want als je het niet haalt, wordt je ook niet bekostigd. En dan moet je dus een heel hoog collegegeld vragen. Dat wilden we niet.
En wat hebben jullie toen gedaan?
“We hebben ontzettend veel kwalitatief onderzoek gedaan. En uit al dat onderzoek bij onze stakeholders kwam steeds terug dat er gewoon heel veel vraag naar dit type professional is. Echt bijna iedereen die we spraken vond het een goed idee, dus het was niet alsof de data die we hadden verzameld nog enige reden tot twijfel gaven. Ik had voor dit interview nog even contact met Willemijn (Vermeer .red) om te vragen hoe we dat destijds nou eigenlijk voor elkaar hebben gekregen. “Tja,” zei Willemijn. “We hebben er af en toe wel genoeg van gehad, maar we hebben nooit echt bij de pakken neergezeten. Het was gewoon: kop naar beneden en gaan.” Kennelijk hadden we er altijd wel vertrouwen in dat het zou gaan lukken.”
Hebben jullie daarin veel steun gehad van mensen binnen de hogeschool?
“Heel veel. Dat begon al bij onze decaan bij de Faculteit Maatschappij & Recht, Jean Tillie. Die was de eerste die vroeg of we niet over een lectoraat moesten gaan nadenken’ En hij was het ook die op een dag aan mijn bureau stond en me wees op het bestaan van een masterontwikkelingsfonds bij de hogeschool, waarmee we geld konden krijgen voor het opzetten van de master Klimaatpsychologie en -gedrag.

Het zijn van die dingen die volgens mij een belangrijk onderdeel zijn van je functie als leidinggevende. Dat je er met kleine ingrepen voor zorgt dat je team het goed doet. Het is bijvoorbeeld ook fijn dat mijn opleidingsmanager destijds bij Toegepaste Psychologie, Frank Posthumus mij heel veel ruimte heeft gegeven voor zowel het opzetten van het lectoraat als deze master. Bovendien hebben we ook nog een team duurzaam gedrag gerealiseerd in de bachelor Toegepaste Psychologie. Het is voor ons echt belangrijk dat bachelor, master en lectoraat zo samenwerken.

Wat ik de afgelopen jaren heb gedaan, past natuurlijk nooit helemaal binnen de uren die ik tot mijn beschikking had. Ik voelde duidelijk dat het vertrouwen er was om dit tot een succes te maken. En verder houd ik er best wel van om autonoom te kunnen werken, samen met al die andere mensen met wie ik dit deed, maar zonder dat er mensen meekeken ‘of het wel goed ging’. Dat vind ik ook heel bijzonder aan de HvA als werkgever: als je echt iets wilt, en je gaat er echt voor, dan kan bijna alles.”
Het resultaat van veel mensen die hard hebben samengewerkt
“Deze master is echt het resultaat van heel veel mensen die heel hard hebben samengewerkt,” zegt Esther Parigger. “Het is echt een voorrecht om daar als een soort spin het web tussen te zitten. Er zijn echt ontelbaar veel mensen binnen de HvA die ons in dit proces op een of andere manier hebben geholpen. Mark Thomas begeleidde het hele proces vanuit de beleidskant, en Eline Baten en Marianne Kok waren als onderwijskundigen bij de master betrokken.

Roelof van Deemter liep met ons mee als het om toetsen gingen. Hetty Norder en Marleen de Regt hielpen bij het maken van de begroting. Rick de Vries maakte onze prachtige website, en Kirsty de Smit was echt van onschatbare waarde in de wervingscampagnes. Om nog even verder te gaan: zonder Tessa Hazelaar hadden studenten zich niet kunnen inschrijven, en zonder Brenda Rijkhoff hadden we geen docenten. O ja, en Remco Kamlag regelde wat op het laatst nog stress opleverde: een lokaal. Ik denk bijvoorbeeld ook nog aan Gudy Koning, die regelde allerlei heel praktische dingen rondom de derde en laatste hoepel waardoorheen we moesten springen in dit hele proces van een nieuwe master maken: de accreditatie.

En tot slot mag ik natuurlijk het hele team achter de master Klimaatpsychologie niet onvermeld laten: Loes Kreemers, Reint Jan Renes, Marije van Gent, Krispijn Faddegon, Milan Tamis, Sharona Ceha, Willemijn Vermeer, Guillaume Straatjes, Saskia Mulder, Esther Bliek en Evi Rozendal. En natuurlijk de mensen in de werkveldadviesraad, die ons met raad en daar bijstonden tijdens avonden waarin we pizza met waardevolle gesprekken verenigden. Zonder al deze mensen was de master er nu niet geweest.”

In de organisatie is dus heel veel steun voor de master Klimaatpsychologie. Hebben jullie ook minder positieve reacties gehad?

“We hebben natuurlijk best wat media-aandacht gehad toen bekend werd dat deze master van start zou gaan. Artikelen in het Parool, de AD en de Volkskrant bijvoorbeeld. Dat levert automatisch ook een golf aan rechtse aandacht op. Ook in mijn eigen mailbox. Dat is best vervelend.

Ik snap heel goed dat bepaalde politici dit soort dingen aangrijpen om hun stokpaardjes te berijden. Ik denk zelf eigenlijk dat je er vooral voor moet waken dat je het onderwerp politiek maakt. Eigenlijk moet je gewoon stoïcijns elke keer blijven uitleggen dat het een wetenschappelijk probleem is: klimaatverandering. Dat er wetenschappelijke consensus is over de aard en omvang van dat probleem.

Binnen de opleiding werken we samen met de Stichting Klimaatgesprekken die workshops organiseren over hoe je nou op een goede constructieve manier het gesprek aangaat over klimaatverandering en de gevolgen er van. Het overgrote deel van de mensen in Nederland vindt echt wel dat we een probleem hebben. Er zit alleen vaak een gat tussen wat mensen vinden en wat ze doen. Omdat het gewoon moeilijk is om je gedrag aan te passen.

En natuurlijk is er ook een aantal mensen die het geen probleem vindt. Maar dat zijn er eigenlijk niet eens zo heel veel. Ze roepen alleen heel hard. En zelfs voor die mensen, als je doorvraagt, is duurzaamheid wel degelijk belangrijk. Ze geven het alleen een andere naam. Stel dus de juiste vragen en luister goed. Je komt er achter dat er vrijwel niemand is die het helemaal niets kan schelen waar de wereld heen gaat.

Het is trouwens niet iets dat alleen bij het klimaat gebeurt he. Bij vrijwel alle grote maatschappelijke transities is dat het geval. Je hebt voorlopers, je hebt een middengroep, dan wat mensen die er ook nog achteraan hobbelen en pas daarna heb je de mensen die gewoon echt niet mee willen doen. Ik denk dat je vooral heel goed moet kijken waar je je energie in wilt stoppen. Soms kan je ook denken, ik ga dat gesprek met iemand anders voeren.

In september 2023 beginnen de eerste studenten aan de master. Welke impact hopen jullie te gaan maken?

“Toen we begonnen met het idee van de master had ik soms het idee: er zijn zoveel klimaatproblemen, dit is een olietanker die alleen maar de verkeerde kant op gaat.
En nu: als ik al die bevlogen mensen zie die iets in gang willen zetten bij hun organisaties en in de maatschappij, heb ik soms toch de hoop dat we de koers van die olietanker toch iets kunnen draaien.
Kijk, klimaatbewust gedrag is natuurlijk moeilijk te realiseren. Het is complex. Het is namelijk heel abstract, en voor er echt iets verandert, duurt het best lang, langer dan dat jij leeft misschien. Verder is het complex omdat er collectieve actie vereist is als we echt iets willen doen aan de opwarming van de aarde. Los van dat het complex is, is het ook iets waar wilskracht een grote rol speelt en we weten al dat het daar nooit makkelijker van wordt. Het is moeilijk om gewoontegedrag te doorbreken en het is ook moeilijk om gedrag te veranderen als een ander dat niet doet. Als wij onze studenten kunnen leren hoe ze dat klimaatbewust gedrag in positieve zin kunnen beïnvloeden. Als ze leren hoe ze samen met stakeholders in de samenleving die verandering in kunnen zetten, dan kunnen we echt iets gaan bereiken.

Onze studenten gaan straks ook in een leergemeenschap werken. Dat betekent dat ze samen met docenten en mensen uit de praktijk regelmatig bij elkaar komen om hun ervaringen te delen. Die mensen uit de praktijk, zijn deels dezelfde mensen die we hebben gesproken toen we het plan hadden voor deze master. Dus we gaan echt superveel van elkaar leren en het zou zo mooi zijn als dat echt leidt tot een soort van beweging omtrent klimaatbewust gedrag.
Van elkaar leren
Over het algemeen ben ik best somber over de perspectieven van de mensheid op deze wereld, maar ik denk wel dat we met het opzetten van deze master en alle dingen die we daar omheen doen kunnen zeggen dat we ons best hebben gedaan. Volgens mij is dat ook waar je uiteindelijk voldoening uit zou moeten halen. Dat je er samen met al die mensen wat aan hebt proberen te doen. Impact maken doe je met zijn allen!