Zoals mijn student Naomi, die vreesde dat ze door haar doofheid een beroepsopdracht niet kon doen. Ze moest als aspirant-pedagoog de interactie tussen ouders en kinderen observeren. Omdat die op elkaar gericht zijn, zou ze niet kunnen liplezen. Dus ik vroeg haar: wat kun jij beter dan horende mensen? ‘Gezichtsuitdrukkingen interpreteren, de non-verbale communicatie’, zei ze. Dus ik veranderde haar opdracht en zei: jij gaat bij dit gezin de non-verbale communicatie observeren en schrijft daarover een supermooi rapport. Daar zijn de ouders ook blij mee, die hebben vast nog nooit nagedacht over hoe ze non-verbaal met hun kinderen communiceren. Naomi haalde een dikke 10. Ook moedigde ik haar aan om een honourstraject te doen, waarmee ze zich als pedagoog specialiseerde op het gebied van dove en slechthorende kinderen. Nu ziet ze zichzelf niet meer als iemand met een beperking, maar als iemand met een specialisme.